Bernlef
In ‘Boy’ beschrijft J. Bernlef de begintijd van de film. Fabuleren en filosoferen over beeld en geluid zouden zo elegant samen kunnen gaan. Maar een echt drama wordt het niet. Het vakkundig vertelde verhaal blijft een academische exercitie.
Met de moord op een bekende filmactrice én buurtgenote, Polly Todd, lijkt zich echter plotseling een echt drama aan te dienen. Iets wat zou kunnen uitgroeien tot een groot verhaal. Polly wordt dood en naakt gevonden op haar bed. Ze blijkt gewurgd te zijn. In haar kledingkast wordt een jongetje aangetroffen dat kan spreken noch horen en direct als hoofdverdachte wordt gearresteerd. William is van meet af aan gefascineerd door deze zaak, al was het maar omdat hij een stille liefde koesterde voor Polly. Menige natte droom heeft hij met haar beleefd.
Het doofstomme jongetje dat voordat het in de gevangenis belandt in een ziekenhuis wordt geobserveerd, heet Boy, zo komt William al gauw te weten. Hij leert Boys beschermvrouwe kennen, Amy, die de vertoning van de stomme films begeleidt op de piano. Met het grootste gemak stuit William op foto’s, namen, getuigen en moeiteloos trekt hij zijn conclusies. Dat hij daarbij de echte speurders, de politie, te snel af is, blijkt uiteindelijk niet zonder reden. De moord wordt opgelost, William en Amy vinden het geluk, maar voor Boy komt dit allemaal te laat.Zie hier de wervelende handeling teruggebracht tot de naakte feiten. Boy is in zekere zin een ouderwetse roman, vol gebeurtenissen, waarin een alwetende verteller nu eens hier zijn licht laat schijnen en dan weer daar, en waarin duidelijk naar een ontknoping toe wordt gewerkt. Als je niet wist dat Bernlef de schrijver was, zou het niet lukken om de zweem van oubolligheid die over iedere bladzijde ligt, van je af te schudden en oog te houden voor de precieze observaties.
Zo is 'Boy' vooral ook een roman over de betekenis van film en een ode aan het onbetekenende detail, dat in geen verhaal past, maar toch voor het vergeten moet worden behoed.