David Grossman
Grosmanns roman wordt bevolkt door kleurrijke personages die allen
– recentelijk of in een ver verleden – een kind verloren hebben. Deze
personages, waaronder een stotterende vroedvrouw, een oude rekenonderwijzer en
een gefrustreerde centaur, hebben de dood van hun kind nog niet verwerkt. Met
behulp van hun dagelijkse bezigheden onderdrukken ze de pijn die hen van binnen
opvreet. Op een zekere dag houdt één van deze personages, ‘de lopende man’, het
niet langer vol en besluit hij zijn zoon op te zoeken in de ‘innerlijke
onderwereld’. Hij neemt afscheid van zijn vrouw en laat huis en werk achter.
Tot zijn grote verbazing sluiten vele andere ouders van overleden kinderen zich
bij hem aan.
Al in het begin van de roman wordt duidelijk dat Grosmann het
thema van het overleden kind niet op een realistische manier heeft uitgewerkt,
De personages hanteren een poëtische taal waarin
zij beter hun sterke emoties en gedachtekronkels kunnen uitdrukken. Soms leidt
dat tot prachtige passages, zoals ‘Tot een ongekende eenzaamheid veroordeelt de
rouw de levende, die als een zieke door zijn ziekte wordt gehuld in
eenzaamheid’.
Zijn personages zijn niet dieper uitgewerkt. Want veel over hen komen we niet te
weten. Het zijn types, mythische figuren die leven in een donkere, tijdloze
wereld. Maar dat maakt Uit
de tijd vallen niet
zozeer tot een slechte roman, als wel tot een heel bijzondere, ongewone roman.
‘Uit de tijd vallen houdt het midden tussen
poëzie, proza en een theatertekst. David Grossman deed het. Schrijven over iets
wat je niet in woorden wilt uitdrukken. Grossman legt de vinger op de zere
plek: de manier waarop wij over pijn en rouw praten, staat mijlenver af van de
ervaring ervan. Uit de tijd vallen begeeft zich tussen stilte en spreken,
tussen verder leven en dat niet kunnen.
Grossmans nieuwste boek is eigenlijk meer een
gedicht rond het thema van het overleden kind, een aaneenschakeling van
mantra’s (de ondertitel van Uit
de tijd vallen is
‘Een verhaal in stemmen’).