Julian Barnes
De Britse schrijver Julian Barnes en vertaler Ronald Vlek hebben met de roman Alsof het voorbij is de Europese Literatuurprijs gewonnen. Dat laat uitgeverij Atlas-Contact in een persbericht weten. Zowel auteur als vertaler winnen de prijs voor de beste Europese roman van 2011.De vakjury van de prijs, waar Tweedekamerlid Frans Timmermans (PvdA), schrijver en Groene-journalist Joost de Vries, Hoogleraar Ton Naaijkens en boekhandelaars Monique Oosterhout en Herm Pol aan toebehoren, noemt Alsof het voorbij is in het juryrapport ‘even kalm [..] als verontrustend, even melancholiek als komisch’: (NRC)
Het grootse van de middelmaat
Het verhaal is eenvoudig, en die eenvoud is meteen waar het verhaal om draait. Drie vrienden, onder wie ik-verteller Tony Webster, krijgen op de middelbare school gezelschap van de wat zonderlinge nieuwkomer Adrian Finn. Ze zijn zestienjarigen van een specifiek type: vervuld van grote woorden, grote verwachtingen, ontleend aan Grote Literatuur. Onderling en in de les schermen ze met citaten en filosofische ideeën.
Natuurlijk weten ze dan nog niet dat het leven hoogstwaarschijnlijk niet groots en meeslepend zal uitpakken. Iedere zestienjarige meent immers de uitzondering te zijn op de regel, op het gemiddelde, de middelmaat. Maar ze weten ook niet hoe ontzettend gelijk ze hadden, tegelijkertijd. Dat grote woorden wel degelijk van toepassing zijn, alleen niet op de manier waarop je denkt of hoopt. De middelmaat van het gewone leven kan even ernstig lijden opleveren als een groots en meeslepend leven middelmatig kan zijn.
Het is een middelmatig leven, niet de moeite van het vertellen waard. Vriendschap die verwatert, het eerste vriendinnetje, huwelijk, kind, scheiding, pensioen. Een opeenstapeling van feiten, niets meer niets minder.
Uiteindelijk is alles onbetrouwbaar: de tijd, het geheugen, de geschiedenis en bovenal jezelf, als punt waarin deze abstracte begrippen concreet tot uiting komen. We zijn allemaal onbetrouwbare vertellers, daar blijft Barnes in al zijn boeken steeds op hameren. Wat blijft er dan nog over om te weten? In de eerste scène en in de laatste zinnen – of eigenlijk andersom, in de laatste zinnen en dan weer in de eerste scène – staat het er even terloops als treffend. Er is onrust, dan wel grote onrust. Of wellicht kun je alleen stellen: 'Er heeft iets plaatsgevonden.' Maar wat? Niemand die het weet of kan achterhalen. Niemand die niet beseft dat hij het niet weet. Dat is verontrustend, ja. Verontrustend goed.