Toine Hermans
In
deze roman staat de ritselende, zelfgenoegzame
repatriëringsambtenaar Albert Drilling (die voor de reputatie van
zijn minister schrijnende asielzoekergevallen heimelijk de grens over
masseert) tegenover de innemende Irin Past, een vernederlandste
Kosovaars-Servische. Zij verblijft op een klein Waddeneiland. Het
eiland en zijn bewoners sluiten zich om haar heen. De rigoureuze
ambtenaar infiltreert in de gemeenschap; hij is op het Waddeneiland,
maar hij doet ook voorbereidend werk in Egypte en in Kosovo. De
ambtenaar lijkt in zijn missie te slagen. Het individuele leed van
een asielzoekster tegenover de rigiditeit van de ambtenarij (mens
tegenover dossier) krijgt gestalte. De karakteruitdieping en de
structurering is wel eens schematisch. Dat schematische opent
intussen wel de weg naar haast surrealistische (Kafkaëske)
vergezichten. Een mooie roman die tot nadenken en verontwaardiging
over het lot van individuen stemt.